maandag 20 februari 2012

Calder en Mondriaan


Eigenlijk had ik had ik afgelopen zondag willen gaan kijken bij de zogenaamde ‘Zandmotor’ die aan de Zuid-Hollandse kust tussen Kijkduin en Terheijde is opgespoten. Vanwege de dreigende buien met hagel en natte sneeuw werd het in plaats daarvan het Haagse Gemeentemuseum. Daar loopt sinds een paar dagen een tentoonstelling met het werk van Alexander Calder. Ik had nog nooit van Calder gehoord, terwijl sommige andere Nederlanders ooit meenden dat hij de belangrijkste Amerikaanse kunstenaar van zijn tijd was. Dat staat me netjes, dus.
Het belangrijkste werk van Calder vormen zijn sculpturen van koperdraad en zijn mobiles. Op de tentoonstelling zijn echter ook schilderijen van hem te zien.

Het thema van de tentoonstelling is de ontmoeting van Calder en Mondriaan, begin jaren ’30 in Parijs.
Calder runde in die tijd ook het ‘Cirque Calder’ waarin hij thuis, tussen de schuifdeuren, met behulp van draadfiguren van mensen en dieren een circusvoorstelling opvoerde voor vrienden en bekenden. Ook Mondriaan kwam er naar kijken en korte tijd later ging Calder op bezoek in Mondriaan’s atelier.
Het bezoek had tot gevolg dat Calder, die tot op dat moment mensen en dieren als herkenbare onderwerpen had verbeeld, in een periode van enkele weken overschakelde van figuratieve naar abstracte kunst en ook daarna alleen abstract werk bleef maken
Een duidelijk en aanwijsbaar keerpunt in Calder’s artistieke loopbaan dus, maar het gegeven heeft de makers van de expositie ertoe gebracht er een soort gemengde Calder/Mondriaan tentoonstelling van te maken. Er hangen ook een aantal schilderijen van Mondriaan. Erg functioneel is dat niet, vind ik, want de enige overeenkomst tussen het werk van Mondriaan en de abstracte Calder is naar mijn smaak het gegeven dat beiden abstracte kunst maakten. Waar Mondriaan werkt met strenge orthogonale patronen, zijn de draadplastieken en mobiles van Calder veel vloeiender en onregelmatiger van vorm. Sommige van zijn mobiles doen denken aan de lijnvoering en de fragmentarische vormen van Miro. Ik zie persoonlijk geen enkele relatie met de vormentaal van Mondriaan.

In begeleidende teksten probeert men echter duidelijk te maken dat het werk van beide kunstenaars beweging uitdrukt. Waar Calder het soms letterlijk zoekt in beweging en soms in de ruimtelijkheid van zijn werk, waardoor het van vorm verandert als je er omheen loopt, zouden veel van Mondriaan’s schilderijen ritme uitbeelden. Mede om die reden heeft men de ‘Victory Boogie-Woogie’ (uit 1944) maar weer eens van stal gehaald. Dat schilderij (dat overigens van dichtbij meer lijkt op knip- en plakwerk met al die opgeplakte strookjes) drukt inderdaad ritme uit. Dat moet ook bijna wel, met zo’n naam. Ritme heeft een relatie met beweging, maar als parallel met het werk van Calder vind ik het wat vergezocht. De schilderijen die Mondriaan begin jaren ’30 maakte, hebben dat ritmische aspect trouwens veel minder en dat is nu juist de periode waarin Mondriaan Calder zou hebben beïnvloed.
Daar komt nog bij dat wordt gesteld dat beide kunstenaars intuïtief te werk gingen. Van Calder wil je dat zonder meer aannemen. Ondanks het gegeven dat op een filmpje uit de jaren ’30 te zien is dat Calder wel degelijk ontwerpschetsen maakte voordat hij draad begon te buigen. Het werk van Mondriaan maakt een veel minder spontane indruk. Zonder te willen beweren dat Mondriaan uiterst planmatig werkte, moet me toch van het hart dat de manier waarop men verbindingen probeert te maken tussen het werk van Mondriaan en Calder geforceerd overkomt.
Je zou bijna denken dat de tentoonstelling een dubbele agenda heeft.
Wil men het beeld van Mondriaan als kunstenaar met strenge, bijna calvinistische principes bijstellen en aanpassen aan de tijdgeest, die soms nogal neigt naar zweverigheid en verheerlijking van het impulsieve en irrationele? Zijn er teveel mensen die vinden dat de aanschaf van de ‘Victory Boogie-Woogie veel te veel geld (37 miljoen Euro, om precies te zijn) heeft gekost en moet daarom het belang van het schilderij te pas en te onpas worden benadrukt?
Op die vragen biedt de tentoonstelling vanzelfsprekend geen antwoord, maar ze kwamen, terwijl ik er doorheen liep, onstuitbaar bij me op.

Desondanks; voor wie maar enigszins in beeldende kunst geïnteresseerd is, is het werk van Calder en daarmee de expositie, meer dan de moeite waard. Ook het niet abstracte werk van voor 1930 heeft een hoge ruimtelijke kwaliteit. Het filmpje waarop Calder’s circus in actie is te zien, is af en toe regelrecht hilarisch. Het doet vermoeden dat Calder ook gevoel voor humor had.
In een begeleidende tekst wordt een gesprek tussen Calder en Mondriaan gememoreerd, waarin Calder tegen Mondriaan zegt dat zijn werk nog beter zou zijn als het zou bewegen. Mondriaan reageert daarop met de stelling dat zijn schilderijen in hun bestaande vorm “al snel genoeg” waren. Mogelijk bedoelde Mondriaan dus wel degelijk en al in de vroege jaren ‘30 beweging weer te geven.
Alles op een rijtje zettend is Calder daar toch beter in geslaagd, vind ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten