woensdag 24 oktober 2012

Identiteit

Wat bepaalt een mens? Het woord identiteit moet wel één van de meest gebruikte woorden van dit tijdsgewricht zijn. Wie en wat je bent; meer dan ooit tevoren lijkt het mensen bezig te houden. We kennen de verhalen over de verweesdheid waaronder grote groepen in onze maatschappij lijken te lijden. Na elke massale ontsporing die zich op straat, in het voetbalstadion of tijdens een strandfeest voordoet, staan psychologen en sociologen klaar om uit te leggen dat dergelijke fenomenen voortkomen uit de drang om ergens bij te horen en te tonen dat het gezelschap waartoe men zich rekent een factor is om rekening mee te houden. Hier zijn wij! Erken ons!
De groep als identiteit. Kennelijk voor veel mensen een dwingende noodzaak. Allerlei oudere groepsverbanden zijn onder de druk van de moderne maatschappij uit elkaar gevallen. God is dood. Wie nog gelooft dat Hij bestaat, behoort tot een exotisch kerkgenootschap zoals de Kerk van de Nazarener of bekeert zich tot de Islam. Gewoon Hervormd zijn is uit.
Er wordt beweerd dat de geschiedenis ten einde is, waardoor links en rechts in de politiek niet meer bestaan. Sociale gelaagdheid bestaat nog steeds, maar lijkt geen factor meer te zijn die mensen samenbindt. De onderklasse stemde veertig, vijftig jaar geleden vrij consequent links. Nu stemt een deel van de mensen aan de onderkant op Wilders en anderen uit die groep stemmen op de SP. Kortgeleden las ik over mensen die voor een klein loontje op de postkamer van een groot bedrijf werkten; die stemden VVD.
Groepen zijn soms ook tijdelijke verbanden. Tijdens een wereldkampioenschap voetbal is iedereen oranje-fan en op kleinere schaal, bijvoorbeeld op een evenement als Dance Valley, is ook iedereen één. Zo lang het feest duurt. Daarna is iedereen weer een individu en gedraagt zich daar ook vaak naar. Eenmaal in de auto op weg naar huis, kunnen ook de laatste resten xtc in het brein niet meer voorkomen dat iedere andere weggebruiker per definitie een tegenstander is.

Wat ook in opkomst lijkt te zijn: de individuen die overal buiten vallen en daarom een ultieme identiteit voor zichzelf creeëren. Die vervolgens gewelddadig afrekent met de maatschappij: Karst T. in z'n zwarte Suzuki en Tristan van der V. van die schietvereniging in Alphen aan de Rijn, bijvoorbeeld. Het fenomeen is bij ons in Nederland nog betrekkelijk nieuw. In de Verenigde Staten speelt het al tientallen jaren.

Er lijkt ook meer dan voorheen sprake van een sterke druk om 'iemand' te zijn. Op Facebook adverteren mensen op allerlei manieren hun individuele identiteit. Wie je bent, geïllustreerd door "wat je aan het doen" bent. In veel gevallen leuk en soms zelfs inspirerend om te zien. Dat neemt niet weg dat er ook de nodige selectieve, schaamteloze zelfpromotie tussen zit. Je ziet weinig mensen hun ongeluk of depressiviteit etaleren.

In theorie zou ik zelf, als man van middelbare leeftijd, zo zachtjes aan wel moeten zijn wie ben, om Nietzsche maar eens te parafraseren. Ik kan nog steeds niet goed beoordelen of dat ook ècht zo is. Maar er komen wel dingen tot me, die er iets over vertellen.
De afgelopen maanden heb ik magazijnen vol met dia's (kleine plastic raampjes, met daarin transparante plaatjes die op een groot scherm kunnen worden geprojecteerd) gedigitaliseerd. Ik heb ze vanaf begin jaren '70 tot in de jaren '90 gemaakt. Ondanks de geavanceerde diascanner die ik tijdelijk ter beschikking had, was het een hele klus.
Eén voor één zag ik deze plaatjes, uit de jaren toen ik nog een tamelijk clueless jongeman was, voorbij komen. En passant zag ik óók wie ik toen was.
Met de kennis van nu terugkijkend, lijkt het er soms op dat ook ik destijds op zoek was naar mijn identiteit. Wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat hoort bij mij?
Ik zag eindeloze reeksen plaatjes van in tegenlicht gefotografeerde vette klei, nèt na het ploegen. Veel opgestapelde glasramen van platte koude grond kassen, waarmee het tuinland rond mijn geboortedorp Zwijndrecht in de jaren '70 nog vol lag. Andere stapels, ditmaal van lorry-rails en zelfs van lorries. Ook attributen van de toenmalige tuinders. Ze legden op hun land namelijk spoorlijntjes aan. Daarover reden de zogenaamde lorries. Platte wagentjes met treinwielen. Met die wagentjes werden ladingen kisten met uien, penen, boerenkool en kroten (zo werden rode bieten in Zwijndrecht genoemd) naar de verharde weg gebracht.
Ook is er altijd weer het water, de rivier en de schepen. Gefotografeerd vanaf de Zwijndrechtse wal, de Dordtse wal of bij het Puttershoekse Veer, waar aan de overkant café Verkerk stond, dat toen nog werd gedreven door de vader van onze Keessie (die van Art en Keessie; u weet wel).































  


 
Maar fotografeerde ik dat alles nu omdat ik mijn identiteit wilde fotograferen? De waarheid was dat ik in de eerste helft van de jaren '70 niet verder weg kwam dan de genoemde plaatsen. Ik had een fiets en wat ik per fiets kon bereizen werd gefotografeerd. Na het behalen van het rijbewijs verschijnen ook de andere Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en daarna Noord Engeland, Schotland en het eeuwige Frankrijk.
De constanten blijven de landschappen en het water. De behoefte om de uniciteit van een plek te registreren. Liefst een beetje artistiek, maar ook documentair.
Ik had veel van die plaatjes al heel lang niet meer gezien. Al digitaliserend realiseerde ik me, dat ze me niet alleen een spiegel voorhielden, maar dat er ondertussen ook verdwenen beelden waren vastgelegd. Veel van die plekken zien er niet meer zo uit als ze er toen uitzagen. Dat geldt vooral voor de Nederlandse plaatjes. In Nederland blijft een plek nooit langer dan 50 jaar hetzelfde. Altijd weer moet de zaak op de schop. In het westen van Nederland moet je zoeken naar bomen die ouder zijn dan enkele tientallen jaren.
Een reeks van die plekken heb ik bewaard. Bijna was die documentatie aan de vuilnisman meegegeven, maar het super-de-luxe digitaliseerapparaat heeft ze gered.
Het voelt als een soort hernieuwde rijkdom. Een stuk van mijn verleden en mijn identiteit, gedigitaliseerd en wel.

donderdag 4 oktober 2012

Is dàt nu architectuur?

Architectuur. Nog niet eerder was het  fenomeen onderwerp van een stukje op dit weblog. Misschien omdat het een populair onderwerp is onder mensen met smaak. Dezelfde mensen die ook van 'design' houden. Het heeft iets elitairs. Misschien ook omdat het me wat te dicht op de huid zit. In mijn dagelijks werk ben ik er namelijk regelmatig mee bezig. Zonder architect te zijn, overigens. Ook word ik wat dit betreft in niet geringe mate belast door mijn verleden, dat zich, zoals u elders op dit blog hebt kunnen lezen, voor een aanzienlijk deel heeft afgespeeld op de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft, die in het Engels overigens 'Faculty of Architecture' heet.
Iederéén op Bouwkunde werd overigens wel eens een beetje narrig van het eeuwige gezwets over architectuur. Zo kende het faculteitskrantje een rubriek die 'Is dàt nu architectuur?' heette. Onder die kop werd dan bijvoorbeeld een foto geplaatst van een caravan, die bij wijze van dakkapel uit een pannendak stak.

Ik woon in Dordrecht. Een mooie stad. De Dordtenaren zèlf zijn zich dat pas in de afgelopen tien jaar gaan realiseren. Voor die tijd leden de Dordtse autochtonen een beetje onder het arbeideristische verleden van de stad en de vergane glorie, die het centrum tot in de jaren '90 uitstraalde. Mede als gevolg van een onbesuisde en halverwege gestopte sanering in de jaren '60 en '70. Ze hadden naar hun idee weinig om trots op te zijn. De stad was niks en het zou ook nooit wat worden.
Maar er is flink aan de stad getimmerd en inmiddels begint ook bij de bewoners door te dringen dat Dordrecht van alles heeft dat de stad onder de Nederlandse historische steden uniek maakt. De ligging op een eiland, dat tot het eind van de 19e eeuw ook ècht slechts per boot kon worden bereikt; het waterfront, dat uitziet op een knooppunt van rivieren; het gegeven dat in 1572 de wieg van de jonge Nederlandse republiek in Dordrecht stond.
Dat de stad meer dan 1000 monumentale panden kent is niet uniek, maar de struktuur van de stad, en het gegeven dat het rivierwater op verschillende manieren niet alleen langs, maar ook dóór door de stad stroomt, is dat wèl.

Kortom: de stemming onder de Dordtenaren is omgeslagen. Onder hen is een groep opgestaan die eigenlijk vindt dat er niets meer aan de binnenstad mag worden veranderd. Er mag vanzelfsprekend niets worden gesloopt, maar als er al eens een gat te vullen is, dat dient dat te gebeuren met een architectuur die een exacte copie is van die uit de 17e en 18e eeuw. Historiserend bouwen, noemt men dat wel met een mooi woord.
In de afgelopen jaren is deze groep een paar keer te hoop gelopen tegen enkele van de spaarzame nieuwe gebouwen die in de Dordtse binnenstad een bouwvergunning kregen.
De onrust liep zo hoog op dat de gemeente zich vorig jaar genoodzaakt zag een zogeheten Stadsberaad te organiseren over het vraagstuk 'nieuw bouwen in de historische binnenstad', waarbij de bewoners hun zegje konden doen.  Het eindrapport van dit Stadsberaad is inmiddels gedrukt en het wachten is op de gemeenteraad, die er conclusies aan moet gaan verbinden. Conclusies waar ik dan in mijn dagelijkse werk weer wat mee moet, maar dit terzijde.

Net nu de grootste onrust over de binnenstad weer enigszins is geluwd, doet zich een nieuw incident voor. Aan de Kuipershaven heeft iemand namelijk bouwvergunning gekregen voor het vervangen van een bestaande erker door een nieuwe. En niet alleen is die bouwvergunning verleend; de erker is ook uitgevoerd.
De Vereniging Oud Dordrecht heeft bij de wethouder aan de bel getrokken en de Welstandscommissie moet bij diezelfde wethouder komen uitleggen hoe deze erker een positief welstandsadvies heeft kunnen krijgen.

Ik hoop dat u ondertussen nog meeleest, want wáár heeft u dit verhaal eerder gehoord? Mogelijk onderdrukt u met moeite een geeuwtje en als er niemand meekijkt geeuwt u misschien wel op volle kracht. Of dat terecht is laat ik hier nog even buiten beschouwing. Dordrecht is misschien ver van uw bed. Maar uit de voorgaande zinnen blijkt het vermoeden dat de discussie over wat, qua architectuur, wèl en niet kan op een bepaalde plek, er een van alle tijden is.

Om het een beetje leuk te houden laat ik u mee-oordelen over deze vermeende binnenstedelijke aberratie. Ik ben benieuwd naar uw mening. Waarbij ik graag zie dat u het ding beoordeeld op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving. Als ik wat reacties binnen heb, zal ik mijn eigen mening geven, want u wilt die van u natuurlijk graag toetsen aan die van een ander en misschien vindt u het wel heerlijk om mij van mening te verschillen. Zelf hou ik ook wel van een beetje discussie, zoals ik in mijn eerste stukje op dit blog al meldde. Daar is wat mij betreft ruimte voor.

Hoe dan ook, de erker ziet er zó uit:



























 Wat denkt u? Valt hierover te twisten?

maandag 1 oktober 2012

Ingezonden Brief


















Vorige week zaterdag zat ik 's ochtends rond een uur of negen, nog niet geheel aangekleed, terwijl ik ondertussen een boterham met boerenkaas (het kan ook peperrosbief geweest zijn) en een mok thee tot mij nam, de Volkskrant te lezen.
Op de Opinie & Debat pagina's trof ik een brief van Huub Lammers uit Leiden. Omdat Huub er naar mijn idee een redeneertrant van lik-m'n-vestje op na hield en ik me bovendien verbaasde over het feit dat de Volkskrant het publiceren van zo'n redenatie de moeite waard vond, klom ik zelf ook in de pen:

 
Van: Hans Valk [mailto:ajeevee@xs4all.nl]
Verzonden: zaterdag 22 september 2012 10:06
Aan: VK Brieven
Onderwerp: Rationaliteit

Geachte redactie,

In de Volkskrant van afgelopen zaterdag (Opinie & Debat) voorziet Huub Lammers een uitspraak van Lawrence Krauss ("irrationaliteit is gevaarlijk en contraproductief") van de tegenwerping dat muziek, inspiratie, medemenselijkheid en liefde toch behoorlijk irrationeel lijken te zijn en desondanks van levensgrote waarde zijn.
Dat de genoemde zaken van grote waarde zijn valt niet te ontkennen. Maar Huub lijkt ook te willen zeggen dat rationaliteit absoluut geen rol speelt bij dingen als muziek, medemenselijkheid en liefde. Of, erger nog; die dingen misschien wel in de weg staat.
Ik vermoed dat Huub een ongeneeslijke romanticus is, dus ik begrijp wel een beetje waar zijn idee vandaan komt, maar zijn perceptie klopt niet. Dat blijkt als we de tegenpolen van medemenselijkheid en liefde, onmenselijkheid en haat, rationeel noemen. Ook deze stelling lijkt me onzin. Liefde en haat hebben zowel rationele als irrationele aspecten, maar ik sluit niet uit dat de rationele aspecten overheersen. Blijven houden van iemand die je mishandelt en haat is irrationeel, maar wat schiet de wereld daarmee op? En is de muziek van Bach niet ooit door
wiskundigen een voorbeeld van rationaliteit genoemd?
Zonder te willen beweren dat de uitspraak van Lawrence Krauss in alle gevallen waar is, moeten we ook niet doorslaan naar het idee dat irrationaliteit een positieve factor is in het streven naar een betere wereld. Het is op z'n best het toefje slagroom op een verder rationeel gebakken taart. In de kunst, bijvoorbeeld.

--
Met vriendelijke groet

Hans Valk


Dezelfde dag nog ontving ik een ontvangsbevestiging. Vervolgens verstreken een aantal dagen, zonder dat de brief in de krant verscheen en ook zonder dat de Volkskrant mij bedankte voor mijn moeite, maar dat, helaas pindakaas, mijn brief niet geplaatst was.
Vooral dat laatste viel me een beetje tegen van de krant. Ik had de redactie namelijk al vaker een email gestuurd, als reactie op een artikel of een andere ingezonden brief. Nooit was er één geplaatst, maar altijd meldde men, kort en correct, dat mijn epistel niet in de prijzen was gevallen.
Ik was dan ook tamelijk verbaasd vandaag deze tekst in mijn mailbox te vinden:


Geachte lezer,

Hartelijk dank voor uw brief die wij in goede orde hebben ontvangen.

Wij hebben uw reactie meteen gereed gemaakt voor publicatie in de krant. Door ruimtegebrek is het ons echter niet gelukt uw brief te publiceren. Wij ontvangen wekelijks een paar honderd brieven en kunnen daarvan maar enkele tientallen plaatsen in Geachte Redactie en op de U-pagina.

Tot op de dag van vandaag haalde uw brief de kolommen niet. Het is nu te laat deze alsnog te plaatsen.

Wij betreuren deze gang van zaken en hopen een volgende keer wel tot publicatie over te gaan.

Met vriendelijke groet,

Henk Müller
Brievenredactie de Volkskrant




Alsjemenou!
Dagenlang was mijn brief genomineerd voor plaatsing, maar toch waren er steeds weer andere die puntiger, grappiger of veelzeggender waren dan de mijne. Ik moest er wèl een beetje om lachen: de brief was "meteen gereed gemaakt voor publicatie", maar: "Het is nu te laat deze alsnog te publiceren".
Ja, dat laatste moest ik wel beamen. Ondertussen was iedereen de brief van Huub allang weer vergeten, natuurlijk. Door nu nog te plaatsen zouden de mensen eens kunnen denken dat ik nogal èrg lang had moeten nadenken over mijn reactie. Want een redactie is zo sloom niet, vanzelfsprekend. Ik dank derhalve de Volkskrant dat ze mij hebben behoed voor deze imagoschade.

Omdat de brievenredactie toch de indruk wekt dat mijn korte verhandeling over irrationaliteit versus rationaliteit de moeite van het lezen waard is, leek het stukje en zijn nasleep me een aardige start van een nieuw 'stukjesseizoen' op Het Ondermaanse.

De zomer was heerlijk. Ik heb van alles en nog wat gedaan, behalve stukjes schrijven. Het kon ook wel even, zo te zien. Ik heb niet de indruk gekregen dat u mijn stukjes buitengewoon gemist hebt. Op één lezer na misschien, die informeerde of het wel goed met me ging.
Welnu: het ging goed en nu ik weer door ga met schrijven zou iemand met evenveel recht opnieuw die vraag kunnen stellen. Heb ik soms niks beters te doen? Eigenlijk wel, om u de waarheid te zeggen.

Het zal die innerlijke noodzaak wel weer zijn, vermoed ik.



Wie wil weten wat Lawrence Krauss heeft te melden over irrationaliteit, zou dit artikel kunnen lezen: Faith and Follishness: When religious beliefs become dangerous