zondag 6 januari 2013

Verleden tijd
















Het tempo waarin de jaren voorbijgaan is iets dat Het Ondermaanse soms bijna zorgen baart. Dat met het ouder worden de ervaring van tijd veranderd, is een bekend gegeven. Maar rond elke jaarwisseling vraag ik me af of er aan dat fenomeen ook nog een limiet zit. Zo snel hoeft het onvermijdelijke einde nu ook weer niet te naderen, tenslotte.
Jezelf verheugen op een verrassende toekomst wordt trouwens ook steeds moeilijker. Op Nieuwjaarsdag luisterde ik tijdens 's avonds, tijdens het koken, gewoontegetrouw naar het radioprogramma 'Kunststof'. Daar werd de futuroloog Wim de Ridder geïnterviewd. De Ridder noemde al meteen bij het begin een andere naam die ik niet kende; die van Raymond Kurzweil. Via een extrapolatie van de digitale ontwikkelingen van de laatste 20 jaar komt Kurzweil op zaken als uploadbaar menselijk geheugen en het vooruitzicht dat "de technologie ons zal overnemen". Hij verwacht ook dat de mens binnen 35 jaar onsterfelijk zal zijn.
Gelukkig kwam het gesprek daarna al snel op de voorspellingen van De Ridder zelf. De rush die wéér een andere futuroloog, Alvin Toffler, de derde golf noemde (na de omslag van jagen en verzamelen naar landbouw en de industriële revolutie) is over twintig jaar achter rug. De digitale revolutie zou dan over zijn hoogtepunt heen zijn.

Met die opeenvolging van de eerste, tweede en derde golf in de onwikkeling van de mens en zijn technologie heb ik een mooi bruggetje te pakken naar de dingen die ik in de laatste dagen van 2012 tegenkwam en die een rustpunt en in tweede instantie een contrapunt vormden in de turbulentie van alledag. Om van toekomstige turbulentie maar even te zwijgen.
L. en ik hadden van Kerstmis tot Oudejaar een tijdelijk onderkomentje betrokken in Midlaren. Dat ligt op de grens van Groningen en Drenthe, zo'n beetje op het eind van de Hondsrug. Wie wel eens op de Hondsrug is geweest, weet dat je jezelf van die rug niet al te veel moet voorstellen. Het is een bijna onmerkbare rimpeling in het Drentse landschap. We spreken over een hoogteverschil van 5 tot 10 meter ten opzichte van het omringende land. Wandel je ter hoogte Noordlaren, dan kun je, tussen de begroeiing door, soms op het Zuidlaardermeer kijken. Dat je, komend vanaf de oever van het Zuidlaardermeer, een paar meter had geklommen, was je vóór dat moment nog niet opgevallen.

Wie Drenthe zegt, zegt ook: Hunebedden.
De zwerfkeien waaruit die hunebedden zijn opgebouwd, hebben niet altijd in Drenthe gelegen. Ze zijn er, vanuit wat nu Zweden en Finland is, naartoe geduwd door het landijs van de voorlaatste ijstijd, die ongeveer 150.000 jaar geleden op z'n eind liep. Het schijnt dat het smeltende ijswater in noordelijke richting wegliep en daarbij de dalen uitsleet waardoor nu de Drentsche Aa en de Hunze lopen. De rug die tussen deze beide beekdalen overbleef, noemt men heden-ten-dage de Hondsrug. Ongeveer 5000 jaar geleden verschenen de mensen van de Trechterbekercultuur in het noorden van Nederland. Zij bouwden de Hunebedden en wat voor dit verhaal eigenlijk belangrijker is: zij bevonden zich ook op de overgang tussen jagen-verzamelen en landbouw. De Hunebedbouwers leefden van beide activieiten, maar geleidelijk verschoof het zwaartepunt richting de landbouw. In de duizend jaar dat ze in Drenthe woonden, speelde zich dus in Nederland de Eerste Golf af.
Nederland liep hierin, zoals gebruikelijk, niet voorop. Beweerde Heine nog dat alles in Nederland 50 jaar later gebeurt; in het stroomgebied van de Euphraat en de Tigris begon men al tussen de 7000 en 10.000 jaar geleden met landbouw en veeteelt.
Hoe dan ook; die omslag was van doorslaggevend belang voor de manier waarop de menselijke beschaving zich ontwikkelde. Het was niet langer noodzakelijk om continue bezig te zijn met het vullen van de maag. Er bleef tijd over om over andere dingen na te denken. Met de produkten van landbouw en veeteelt kon handel worden gedreven. Techniek en ambacht konden zich ontwikkelen. Er ontwikkelde zich een maatschappij in een verband zoals die daarvoor nog niet had bestaan. Er vormden zich dorpen en steden. Vanaf dat moment kon, wat wij nu de beschaving noemen ècht op gang komen.
Het zou nog eens ongeveer  4800 jaar duren voordat de Industriële Revolutie definitief onze rust zou verstoren.

Rondwandelend op de Hondsrug en staand voor hunebed G1 ( één van de zes Groningse hunebedden) werkte deze terugblik buitengewoon rustgevend, moet ik zeggen. Net als het landschap. Bomen zijn op de Hondsrug meestal eiken. Bomen met geschiedenis. Een eik doet er minstens vijftig jaar over om uit te groeien tot een béétje boom. Tussen Noord- en Zuidlaren staan er velen die de honderd jaar ruimschoots overschrijden, vermoed ik. Om maar te zwijgen van de nog oudere exemplaren. Toch wat anders dan de snelgroeiers, waarmee we het in het westen moeten  doen, in een poging het landschap toch nog wat te laten lijken, nadat de boel voor de tiende keer in honderd jaar op de schop is geweest.
Kortom, Het Ondermaanse voelde zich tijdens dit intermezzo op deze oude grond helemaal opgenomen in de traagvloeiende stroom van ruimte en tijd. Nèt wat een mens nodig heeft in de laatste dagen van het oude jaar. Rust en contemplatie.

Tijdens een wandeling langs de buitenrand van het Noordlaarderbos kijken we naar het westen uit over het stroomgebied van de Drentsche Aa. Aan de andere kant van het riviertje rijdt, op enige afstand, een trein naar het noorden. We kijken even op de kaart. De spoorlijn ligt een kleine kilometer ten westen van ons. Nog een kilometer verder naar het westen ligt een gehucht dat De Punt heet.
Ineens is er een andere flashback in ruimte en tijd. We kijken naar de plek waar op 11 juni 1977 Rien van Baarsel werd gedood, samen met nog zeven anderen. Op die dag werd namelijk de tweede Molukse treinkaping met geweld beëindigd. Naast zes van de acht kapers kwamen ook twee van de ruim veertig gegijzelden om het leven.
Ik heb Rien nooit gekend; ik miste hem op een klein jaar. Hij werkte op de Faculteit Bouwkunde in Delft, waar ik op 1 mei 1978 in dienst kwam. Een paar jaar later werkte ik zelfs bij dezelfde vakgroep waarvan hij deel uitmaakte. Daar kwam Rien nog regelmatig ter sprake, op momenten waarin het lot op een andere manier weer eens een droevige wending nam.
Voor zover ik weet is er nooit een gedenkteken geplaatst op of nabij de plek des onheils. Daarmee is ook deze plek een schuldig landschap geworden, om die term maar weer eens van stal te halen. Een landschap dat iets verzwijgt. Een slechte zaak in een streek die anderszins zo openhartig zijn geschiedenis toont.
Op de tijdschaal waarop zich de ijstijden en het verschijnen van het Trechterbekervolk bevinden, is zo'n treinkaping maar een kleine gebeurtenis. Toch is het er één die iets vertelt over onze geschiedenis. Oorzaak en gevolg; iets waarvan we weet moeten willen hebben. Waar we héél misschien iets van kunnen leren.

Weer op weg naar huis komen we ook nog langs de afslag Westerbork. Die afslag hebben we deze keer maar even niet genomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten