vrijdag 21 juni 2013

De jaren des verstands voorbij



















In juni 1967 had ik mijn eerste schooljaar op de Christelijke L.T.S. te Zwijndrecht
bijna achter de rug. Ik had besloten dat ik timmerman zou worden.

In dat eerste jaar deden we, naast een paar algemeen vormende vakken, aan metaalbewerken, schilderen en timmeren. Het was een oriëntatiejaar. De bedoeling was dat er aan het eind van dat jaar een vakrichting zou worden gekozen.
Metaalbewerken vond ik niks. Staal was te hard. Het urenlange gevijl op een stukje metaal was sisyphusarbeid; dat schoot niet op. Bovendien rook staal niet lekker.
Verf stonk. En het schilderen zelf verwerd bij mij meestal tot kliederen. Mijn weerzin tegen staal heb ik op een goed moment overwonnen. Uiteindelijk bleek het ook een prachtig materiaal. Maar aan schilderen heb ik altijd een broertje dood gehouden.
Hout was het. Dat rook wèl lekker. Het was zacht en met handkracht kwam je een heel eind. Nog steeds hou ik van hout en van timmeren, ondanks het feit dat ik uiteindelijk toch een mannetje achter een bureau ben geworden.

Terwijl het schooljaar afliep hingen ik en mijn klasgenoten op tussenuren rond in de kantine of voor de school op straat. We luisterden waar het maar kon naar de radio. Ver weg was namelijk een oorlog aan de gang. Het klassiek bijbelverhaal van David en Goliath kreeg een 20e eeuwse heropvoering.
Wij waren natuurlijk op de hand van de winnende partij die, met een verzameling materieel uit geallieerde legerdumps, veel boerenslimheid en veel vechtlust, de vloer aanveegde met de volledige Arabische wereld.
Mijn tante Stijn gaf mij een poppetje, dat ze bij de boodschappen van De Gruyter had gekregen. Het was een barbaars uitziende ridder die met een gepunte knots zwaaide. Tante beweerde dat het een beeltenis van Nasser was.

Wat óók op de radio was (Veronica, in dit geval) was een liedje met een lyrische tekst over het leven in de grote stad. Een soort Engelse versie van 'Domweg gelukkig in de Dapperstraat'.
Ik was al een tijdje verslingerd aan het bandje dat het speelde. Mijn reeds sluimerende anglofilie werd er door aangewakkerd. Hun muziek straalde soms een onverklaarbare weemoed uit, terwijl het op andere momenten rockte als de pest. 'Waterloo Sunset' was één van hun betere weemoedige uitingen.

'As long as I gaze on Waterloo sunset
I am in paradise'


Een jaar later was het hommeles in Parijs. Daar zocht men onder de stoeptegels het strand, terwijl het traangas door de straten dreef.
Ik wist van niks. In Zwijndrecht bleef het onveranderlijk rustig. Op de Ambachtsschool schaafde ik krullen, leerde ik beitels slijpen en maakte ik aardappelschilbakjes en later kozijnen en ramen.
De Kinks hadden opnieuw een hit. Niet zo'n grote als met 'Waterloo Sunset', maar 'Days' was zo mogelijk nog weemoediger. Het gaat over afscheid. Over iets dat mooi was, maar voorbij. Iets dat de zanger meeneemt in zijn hart.

'Days I'll remember all my life,
Days when you can't see wrong from right'


Ik was me er toen niet zo van bewust, maar zelf was ik bezig afscheid te nemen van mijn onschuldigste jaren. Ik leerde een vak en ik werd klaargestoomd om een nuttig lid van de maatschappij te worden. De grote mensenwereld zou me langzaam inlijven. Niet met volledig succes overigens, want helemaal volwassen ben ik nooit geworden.

Nu, in het heden, heb ik het gevoel dat ik op de weg terug ben.
Ik mag dan medeschuldig zijn aan de wereld zoals ie is; inmiddels kijk ik er naar met verwondering. Het komt de laatste jaren nogal eens voor dat ik het niet helemaal meer begrijp. Mijn ervaring schiet te kort. De wereld begint op mij uit te lopen.
Soms vlei ik mezelf met de gedachte dat ik ooit zal terugkeren tot de onschuldige staat waarin ik verkeerde in die eerste dertien, veertien levensjaren. Een beetje zeilen, een beetje wandelen, een dagje vogels kijken, boekjes lezen. Eventueel een heitje voor een karweitje.

Geen antwoorden weten op moeilijke vragen. En zo vervuld zijn van mijn simpele bezigheden, dat de behoefte aan het formuleren van een antwoord volledig ontbreekt.




3 opmerkingen:

  1. 'Geen antwoorden weten op moeilijke vragen. En zo vervuld zijn van mijn simpele bezigheden, dat de behoefte aan het formuleren van een antwoord volledig ontbreekt.' Daar verwoord je fraai en concies een mij sympathiek en vertrouwd verlangen naar iets ogenschijnlijk eenvoudigs, dat in de praktijk toch zo moeilijk blijkt! Hartelijks, JP

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je, Jan-Paul. Ik ben wat laat met antwoorden, maar ik had het op mijn manier weer even druk.
    Iets ogenschijnlijk eenvoudigs, dat toch zo moeilijk blijkt. Eenvoudig wordt het nooit meer, waarschijnlijk. Zelfs niet als je uiteindelijk ten prooi valt aan dementie.
    In de praktijk kunnen we alleen maar vooruit.
    Wie ooit Nescio heeft gelezen en begrepen, ziet daar ook wel weer de schoonheid van in. Die prachtige weemoed om wat voorbij is en nooit meer terug komt.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik vond dit een erg interessant bericht om te lezen, bedankt daarvoor!

    BeantwoordenVerwijderen