maandag 31 maart 2014

Neung sur Beuvron



















Het volgende stukje heeft een tijdje 'op de plank' gelegen. In september vorig jaar ben ik ermee begonnen, maar door tijdgebrek maakte ik het niet af . Omdat de actualiteit op dit blog niet zo'n groot goed is en dit stukje toch over het eeuwige Frankrijk gaat, heb ik het alsnog afgemaakt..

De camping is een zogenaamde municipal. Meestal staat dat laatste voor uiterste eenvoud. Je kunt er je tent neerzetten en je moet tevreden zijn met basale sanitaire voorzieningen.
Zoniet in Neung. Onze tent staat onder een eik die waarschijnlijk ouder is dan ik en vijftig meter van de Beuvron. Die overigens niet meer is dan een langzaam stromend beekje van ongeveer vier meter breed. De WC-potten hebben een bril. Er is altijd warm water en in een apart hokje staat een grote vrieskist vol met plastic flessen bevroren water, waar naar behoefte uit mag worden geput om je eigen koelbox koud te houden. Als je er zelf ook maar een fles met water in legt, dan blijft de voorraad op peil.
De vijftig meter tot de Beuvron wordt grotendeels in beslag genomen door een soort lager gelegen uiterwaard, die volgens een andere, min of meer vaste bewoonster van de camping, in het voorjaar geheel was gevuld met water. Nu loopt ze onverrichterzake met haar emmer en haar hengel langs de oever. Het is te ondiep. Er zijn geen grote vissen, alleen hele kleintjes.
In de omgeving kakelen groene spechten en soms hoor je andere spechten kloppen.
De geschiedenis ademt hier zwaar maar regelmatig. Al duizenden jaren gebeurt er van alles op deze plek en toch lijkt er een eeuwige rust te heersen.
Bij de campingbaas liggen foldertjes met wandelingen, uitgegeven door de gemeente. En passant wordt in die folders ook de historie van deze plek uit de doeken gedaan. De Galliërs hadden hier al voor de komst van de Romeinen een oppidum. Dat is een nederzetting, omgeven door een aarden wal ter verdediging. De folder beweert dat resten van die wal nog steeds herkenbaar zijn. En inderdaad; als we van de camping naar de dorpskern lopen, gaat de weg, net voor het bereiken van centrum, omhoog. Rechts zijn inderdaad de restanten van een wegbuigend dijklichaam zichtbaar. Het is inmiddels begroeid en wordt eigenlijk door de weg doorsneden. Het centrum, met de Mairie, de kerk en het postkantoor, lijkt op een soort terp te liggen. Het oppidum.
Dat is nog niet alles. Vercingetorix, de Gallische leider die aan het begin van het eerste Asterix-album een verzameling wapens op de voeten van Caesar laat vallen, zou hier geweest zijn.



















Neung-sur-Beuvron ligt in de bossen. Ik ben niet zo'n liefhebber van bossen. Meestal vind ik het teveel van hetzelfde. Je ziet letterlijk door de bomen het bos niet meer. De blik heeft te weinig ruimte; er is geen uitzicht en geen perspectief. Maar de bossen rond Neung zijn anders. Een grote afwisseling van boomsoorten. Niet van die eindeloze naaldwouden, maar vooral loofbomen. Oude loofbomen. De meesten zijn eiken. Is dat belangrijk? Ja; dat is belangrijk. Wie in noordwest Europa 'eik' zegt, die heeft het alweer over geschiedenis. Voor Kelten en Germanen waren eiken heilige bomen. De Nazi's kenden het Eiserne Kreuz mit Eichenlaub als onderscheiding voor getoonde moed, beleid en trouw. Volgens een Engels volkslied heeft Engeland "a heart of oak". Een symbool van kracht onvergankelijkheid, kortom.
Daar staan ze, met die grillige takken die alle kanten uit lijken te kronkelen. Vooral in de winter lijken eiken in wanhoop naar de hemel grijpen. Je kijkt door je oogharen en je ziet de druïden eronder lopen.
Maar goed. Het is nu zomer; de druïden slapen en alles hult zich in een weelderig bladerkleed.

Eerlijk gezegd zijn we niet voor de geschiedenis naar Neung gekomen.
We hebben begrepen dat dit gebied, dat de Sologne wordt genoemd, overeenkomsten vertoond met de Brenne, waar we al eerder waren. Het is tamelijk vlak, met slechts kleine hoogteverschillen hier en daar. Een heuveltje van meer dan 25 meter hoogte is hier echt een event.
We maken ontspannen wandelingen en fietsen rond op onze vouwfietsjes; bezigheden die hier, in vergelijking met veel andere streken in Frankrijk, weinig moeite kosten.
De belangrijkste overeenkomst met de Brenne is dat ook hier veel plasjes zijn. In Nederland zouden we ze vennen noemen. Ze liggen vaak in een weelderig begroeide omgeving en vormen als het ware kamers in het landschap. Het bijzondere van die plasjes is dat de meesten zijn aangelegd. Niet in het afgelopen decennium, bij wijze van nieuwe natuur, of zo, maar vaak al honderden jaren geleden.
Tot in de 13e eeuw bestond de Sologne volledig uit vochtige bossen. In de middeleeuwen begon men grote delen van deze bossen te kappen om ruimte te maken voor landbouw en veeteelt. Omdat er daarna veel minder bomen waren om het vocht op te nemen en te verdampen ontstonden vervolgens moerassen. Om die moerassen te ontwateren werden tenslotte de diepst gelegen delen van die moerassen uitgegraven, waarbij een deel van de vrijgekomen aarde langs de laagste rand van de uitgraving werd gedeponeerd, waardoor een dijkje werd gevormd. Het water liep van de van de hogere delen van het moeras de put in en bleef achter de opgeworpen dijk staan. Meestal lopen er nu paden over die dijkjes, waar vanaf zich mooie doorkijkjes op het water openen. De waterstand in de étangs werd en wordt geregeld met kleine houten sluisjes.
In tweede instantie bleken ook die plasjes nog een economisch nut te hebben: men kweekt er vis.
Water en vis betekent reigers en sterns. In zowel de Brenne als de Sologne kan men alle Europese reigersoorten vinden. De Kwak, met z'n rode oogjes, is in Nederland een zeldzaamheid. Hier kost het weinig moeite om er een te spotten, als je eenmaal de plekjes kent.
Ze zijn niet allemaal even mooi, die ètangs, maar sommige zijn van een poëtische schoonheid.



















Na de middeleeuwen kwam de renaissance. De opeenvolgende Franse koningen maakten van kastelen bouwen een serieuze liefhebberij. Parijs was weliswaar het centrum van de macht, maar de meeste gekroonde hoofden hielden ook van het buitenleven en bovenal van jagen.
De Sologne, ten oosten van Blois en maar 150 km van Parijs, was een fijn jachtgebied, met everzwijnen en edelherten in overvloed.
De bekendste koning uit de Franse renaissance was Francois Premier. Hij bezat al diverse optrekjes in het Loire-gebied, toen hij het idee kreeg om in de Sologne een gigantisch jachtslot te bouwen. In 1519 werd met de bouw begonnen en naar het schijnt heeft zelfs Leonardo da Vinci aan het ontwerp gewerkt.
Van Neung naar Chambord is het ongeveer 25 km fietsen naar het westen, over doodstille D-wegen. 
Wie heden-ten-dage vanuit het dorp Thoury, over de D33 het Réserve Nationale de Chasse de Chambord binnenrijdt, ziet na een kilometer of vijf aan de rechterhand een onaards object van witte kalksteen opdoemen. De vele schoorstenen lijken net dikke antennes. Een ruimteschip uit de renaissance.
De geschiedenis ligt hier opgestapeld.

Chambord hebben we al eens eerder van binnen gezien. Maar buiten, langs de weg van Thoury naar het kasteel liggen nog wat kleine afslagen, die naar een paar wildkansels leiden. In één daarvan kijken we naar een stukje Franse savanne. Her en der staan verspreide eiken. Een naderend onweer verduistert de hemel en hult het landschap in een beginnende schemer. En ja hoor, aan de randen van dit stukje savanne zien we ze rondscharrelen. Wilde zwijnen en een enkel edelhert.

Terug in Thoury eten we bij het café, waar we vanmorgen, op de heenweg, wat dronken. De uitbaatster heeft ons lekker gemaakt met wat haar pot die avond schaft. Een grote salade met een mooi stukje vlees. Terwijl we op het terras achter het café wachten op ons maal, knipt zij nog wat kruiden in haar tuintje.
Als we zijn uitgegeten begint het al te schemeren en omdat we geen licht op onze fietsjes hebben, zetten we er flink de sokken in. Tijdens de laatste kilometers is het ècht donker en raken we hier en daar bijna van de weg. Het asfalt is heerlijk glad, maar de witte strepen ontbreken. Bij terugkomst in Neung is alles al in diepe rust. Morgen gaan we naar huis.

De stop in Neung was niet van tevoren gepland, maar ik heb het idee dat ik het hart van Frankrijk heb gevonden. Franser dan op deze voormalige stamping ground van Kelten, Romeinen en generaties Franse koningen wordt het niet.
Het geeft rust te weten dat dit gebied, met z'n weinig spectaculaire maar innemende landschap, z'n dieren en z'n geschiedenis daar ligt, maar 700 km naar het zuiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten