vrijdag 20 november 2015

Pierre Palla


















Er zijn weinig geheugenplaatsen in m'n brein bezet door herinneringen uit m'n vroegste jeugd. Zeker niet als het over details gaat. Maar één van die zeldzaamheden heb ik altijd onthouden. Mijn vader noemde mij, tijdens zijn vrolijke buien, die in mijn vroege jeugd een stuk talrijker waren dan in latere jaren, nogal eens Pierre Palla. Ik was in die tijd een jaar of zes, zeven, denk ik en ik vond het wel grappig. Pierre Palla. Het klonk als de naam van een clown; er ging een zekere vrolijkheid van uit. Ik onthield de naam als een fantasienaam.

Toen veertien jaar geleden mijn moeder overleed, moest er muziek worden uitgezocht voor de begrafenis. Het zou geen plechtigheid worden met een dominee en de daarbij behorende psalmen en gezangen. De verhouding van ons gezin met het geloof was, sinds ik me kon herinneren, nogal ambivalent geweest. Dat had een oorzaak. Mijn vader's persoonlijkheid had namelijk ook een andere kant. Hij was nogal opvliegend.

Nadat ik was geboren, kreeg mijn moeder een nieraandoening, die uiteindelijk tot resultaat had dat er één nier werd verwijderd. Het gevolg van die operatie was weer dat het mijn moeder werd afgeraden om opnieuw zwanger te worden. Een nieuwe zwangerschap zou voor die ene nier een te zware belasting betekenen. Het gezag van medici was in de jaren vijftig nog onaantastbaar. Er kwamen in ons gezin dus geen kinderen meer.
Enkele jaren ná mijn geboorte kregen mijn vader en moeder, die toen nog trouwe kerkgangers waren, bezoek van een gezelschap ouderlingen. Deze bezochten gewoontegetrouw met enige regelmaat de leden van de gemeente, om te toetsen hoe het met de kracht van het geloof en de bijbelvastheid stond.
Eén van deze ouderlingen rekende het tot zijn plicht om bij mijn vader te informeren of hij de aloude bijbelse leuze "gaat heen en vermenigvuldigt u" wel goed had begrepen.
Mogelijk leefde er bij mijn vader al weerstand tegen bepaalde aspecten het gereformeerde geloof en de manier waarop dit werd gepractiseerd. Bovendien zullen hij en mijn moeder het feit dat ons gezin al na één kind zijn definitieve grootte had bereikt, niet direct als een zegen van boven hebben ervaren. Hoe het ook zij: alle agressie die zich ook toen al van tijd tot tijd in mijn vader verzamelde, kwam er in één keer uit. De ouderlingen werden, onder begeleiding van de nodige harde woorden, het huis uit gezet en ons gezin kwam vanaf dat moment niet meer in de kerk.

Desondanks heeft mijn vader zich nooit laten uitschrijven als lid.
Toen hij in 1983 nogal plotseling overleed, was mijn moeder vanzelfsprekend van de kaart en zelf was ik ook nog een andere persoonlijkheid dan ik nu ben.  Een groot deel van de familie was de kerk wèl onverkort trouw gebleven en tegen onze wil en dank hadden zij een grote invloed op de uitvaart. Mijn vader werd dus alsnog vanuit de kerk begraven.

In 2001 had ik een wat duidelijker wereldbeeld en bovendien voelde ik me veel verantwoordelijker voor mijn moeder dan in 1983 het geval was. Ze was dement geëindigd en hoe vreemd het ook mag klinken: onze band werd in die laatste jaren toch nog behoorlijk intiem. Voor ze uiteindelijk onderdak kreeg in een verpleeghuis, vulde ik zoveel mogelijk de gaten die overbleven tussen de bezoeken van de thuiszorg.
Er was geen testament en ik vond daarom dat ik degene moest zijn die gang van zaken bij haar begrafenis zou bepalen. Omdat de band met het geloof bij mijn moeder geheel afwezig was, werd er dit keer begraven zonder dominee en zonder kerk.
In overleg met de begrafenisondernemer maakte ik een soort programma voor de plechtigheid. Ik schreef een toespraak en er zou muziek zijn, want mijn moeder hield van weinig dingen meer dan van muziek.

Het uitzoeken van die muziek was niet zo moeilijk.
Moeder had dertig jaar bij een koor gezongen. Wat lag meer voor de hand dan 's te gaan zoeken in het repertoire van dat koor? Dat overigens in 2001 al jaren niet meer bestond, want opgeheven door vergrijzing. Er waren echter nog wel wat oud-leden in leven. Via hen achterhaalde ik een paar titels van muziekstukken die ooit door het koor waren gezongen.
Een van de stukken die boven kwam drijven was Panis Angelicus van Cesar Franck. Daarmee werd onwillekeurig toch weer een geestelijk lied geïntroduceerd, maar dit terzijde. Ik vond een cd van Aafje Heijnis, waar het lied op stond.
Aafje Heijnis. Ze stond me vaag voor de geest als de personificatie van het christelijke lied.  Dat blijkt op de bewuste cd alles mee te vallen. Er is zelfs ruimte voor volksliedjes. Maar op de cd staan ook een paar aria's uit de Mattheus Passion en een lied van een zekere S. Ochs, dat wèl weer heel christelijk is en waarbij ik helemaal stuk ga. Ik kwam er overigens achter dat dit Dank sei Dir Herr onderwerp is van enige mystificatie. Siegfried Ochs heeft het stuk bewerkt, maar Händel zou de werkelijke componist zijn.

Het meest stuk was ik echter bij het lezen van de naam van de man die mevrouw Heynis tijdens dit lied op het orgel begeleidt: Pierre Palla.
De opname stamt uit 1956 en Google, dat als vriend eigenlijk nooit teleurstelt, leerde me dat Pierre Palla in die tijd een aanzienlijke bekendheid genoot in Nederland. Hij speelde onder andere regelmatig op het AVRO concertorgel, lees ik bij Wikipedia.

Zo was er weer een piepklein cirkeltje rond.
Een van de velen die al rond zijn of dat mogelijkerwijs in de toekomst nog worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten