donderdag 28 april 2016

Crafty Beer




















Bier.
Toen ik net voor mijn 21e verjaardag door het Nederlandse leger werd ingelijfd, lustte ik het helemaal niet.

Merkwaardig genoeg was whisky de enige alcoholische drank die ik tot dan toe had gedronken.
Het jaar daarvoor waren mijn ouders vijfentwintig jaar getrouwd. Op het het feest dat ter gelegenheid daarvan werd gegeven, dronk een gast één of twee glaasjes whisky. De mannelijke helften van de families Valk en Van Well waren typische jonge klare-drinkers. Die kunnen het niet geweest zijn. Wie de whisky-drinker wèl was is altijd onbekend gebleven. Hoe dan ook, na het feest kregen mijn ouders de fles whisky, en alle andere aangebroken flessen waar nog wat in zat, mee naar huis onder het motto: "er is voor betaald".
Op mijn goede vriend T. (u kent hem nog uit vorige epistels) en mij oefende die fles een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. We waren beide liefhebbers van alles wat Brits was, dus als we ons ooit zouden overgeven aan het drinken van sterke drank, dan kon het niet anders of die drank zou whisky zijn. Mijn ouders waren zo liberaal dat ze toestonden dat we die fles in een tempo van één of twee glaasjes per zaterdagavond soldaat maakten. De whisky in kwestie was Old Smuggler; een blend van gemiddelde kwaliteit, die overigens nog steeds bestaat.
Uit die eerste ervaringen met alcohol is later een liefde voor malt whisky voortgekomen, die nog steeds voortduurt, maar die vanwege de kosten nooit tot onmatigheid heeft geleid..

Op de avond van de opkomstdag zat ik met enkele tientallen andere rekruten in de kantine van Frederik Hendrik kazerne in Blerick. Na een gang langs de fourier en allerlei instructies hadden we eindelijk tijd om nader kennis te maken. Mijn lotgenoten hadden duidelijk geen alcohol leren drinken met behulp van whisky. Men dronk bier. Pils, om precies te zijn. En dat in een flink tempo. Echt lekker vond ik het niet, maar dat liet ik niet merken. Of ik de volgende ochtend een beetje fris was, vermeldt de geschiedenis niet, maar de avond daarop had min of meer hetzelfde patroon.
Daarna was ik 'door'. Ik was, naast whiskydrinker, ook bierdrinker. Hoe bitter het pils was dat we destijds dronken weet ik niet meer, maar het ontbreken van zoet in de smaak deerde me niet langer. Ik had de bitterheid van hop leren waarderen en dat is nooit meer overgegaan.

In de jaren die daar op volgden frequenteerden T. en ik het Dordtse kroegencircuit op vrijdag- en zaterdagavonden. Het bijzondere van sommige Dordtse cafés in die tijd was het gegeven dat er bier van hoge gisting te koop was. We spreken dan over Duvel, Westmalle en allerlei andere echte of pseudo-trappisten van Belgische oorsprong.
Bijzonder, want in de rest van Nederland (Brabant uitgezonderd, misschien) wist men in de jaren '70 nauwelijks dat er iets anders bestond dan laaggegist bier (pils of oud bruin). Voor zover men wel eens van trappistenbier had gehoord, werd dat beschouwd als iets exotisch, dat vrijwel nergens op de kaart stond.
Niet in Dordt, dus. Wat hiervan de oorzaak was is nooit onomstotelijk vast komen te staan, maar mijn vermoeden is dat de kroegen in kwestie (ik noem speciaal de reeds lang verdwenen Meierijsche Kar) van oudsher een clientèle van binnenvaartschippers hadden, waaronder ook veel Belgen.

Café de Meierijsche Kar, schilderij Marijke Bonte



















Die Belgen waren gewend aan de rijke biercultuur van hun vaderland en wilden ook in buitenlandse havens wel eens wat anders drinken dan pils. Misschien ook wel omdat de Belgen in die tijd niet direct een hoge pet op hadden van het Nederlandse bier.
De Dordtse kroegbazen haalden hun hoge gisting meestal zelf in België. Geen enkele Nederlandse drankengrossier had het op voorraad.
T. en ik gingen daar op zeker moment ook toe over. Aanvankelijk reden we helemaal naar Brouwerij Timmermans in Itterbeek, opzij van Brussel. Daar verkocht men niet allen de eigen producten, maar dreef men tevens een drankengroothandel, waar je de auto gewoon naar binnen kon rijden om een paar kratten bier in te laden. Men had een groot deel van het Belgische assortiment in huis.
Dat we naar Timmermans gingen had ook iets te maken met onze voorkeur voor èchte Gueuze. Dit bier van spontane gisting werd in Dordt verkocht in de versies van Bellevue en St. Louis. Dat vonden wij echter vrouwenbier. Gezoet en geschikt gemaakt voor de smaak van het grote publiek. Echte Gueuze had gist op de fles en een frisse, rinse smaak. Dat rinse pakte bij het weerbarstige natuurproduct wel eens uit als regelrecht zuur, maar Timmermans slaagde er in een vrij constante kwaliteit te produceren, die volledig aan onze eisen voldeed.

Kortom, wij werden connoiseurs. Pils drinken we nog wel, als we dorst hebben. Maar voor het rustige, serieuze genieten komt toch eigenlijk niets anders in aanmerking dan een hoge gisting met nagisting op de fles. Ongepasteuriseerd, levend bier. Het kan smaaknuances hebben die niet onder doen voor een goede rode wijn en net als wijn heeft zulk bier een afdronk. Je neemt een slok; je proeft iets en nadat je het in je slokdarm hebt laten glijden, proef je nog steeds iets, hoewel dat niet noodzakelijkerwijs is wat je in eerste instantie proefde.

Een paar weken geleden kwam ik op een blog, dat ik regelmatig lees, een verhaal tegen over 023, een lokaal bier uit Haarlem van Brouwerij het Uiltje. De brouwer wenst het crafty beer te noemen. Waarbij de blogger in kwestie fijntjes opmerkte dat crafty in het Engels staat voor "gluiperig, geniepig, achterbaks". Dat kon toch niet de bedoeling van de brouwer zijn?
Mijn reactie luidde als volgt:
 
Misschien is ‘crafty’ in dit geval toch het goeie woord.
Ik ben even naar de website van de brouwerij gegaan. Het geheel ziet eruit als één grote oefening in marketing van een bedenkelijk soort. Het is allemaal ontzettend jolig, met als dieptepunt een bier (ik haat het woord ‘biertje’; dan denk ik direct aan die rommel van Heineken) dat ‘Even lekker met je bek in het zonnetje’ heet. Zo’n naam combineert dan weer lastig met het gegeven dat de hele site het Engels als voertaal hanteert. Men verkoopt niet alleen bier. Ook aan ‘got the t-shirt’ is gedacht.
Maar goed. Ik ben al bijna twee-en-zestig en drink hoge gisting sinds de jaren zeventig. Toen kwam dat vrijwel exclusief uit België. Maar nu is ambachtelijk bier ontdekt door hipsters. Eerst in Amerika. Terecht overigens, want tot voor een jaar of tien was het Amerikaanse bier met voorsprong het slechtste ter wereld.
En omdat alles wat in Amerika ‘hot’ is, dat na een paar jaar ook in Nederland is, worden we nu hier ook overspoeld door bier van kleine brouwerijen, dat nu ineens ‘craftbeer’ heet.
Er zijn zoveel brouwerijen en bieren dat het niet kan missen of binnen een jaar of vijf wordt de markt opnieuw opgeschud en zijn 80% van die brouwerijen weer verdwenen. Hoewel ik ook moet zeggen dat er soms verbazingwekkend goed spul tussen zit, waarvan het jammer zou zijn als het weer verdween.
Ik verbaas me over de prijzen die worden gehanteerd. Voor wie is dit bier bedoeld? Wij ouwe zakken zijn de enigen die het kunnen betalen, geloof ik. Of doet de jeugd tegenwoordig de hele avond over één flesje bier en slikt men voor de rest pillen?
Ja, de wereld loopt ècht op me uit. Ik associeerde ambachtelijk bier altijd met rustig genieten en niet met schreeuwerig gedoe. Ik snap het niet helemaal meer, geloof ik. 

Nou ja; er is een upside. Iedereen kan er nu van genieten, zoals T. en ik dat al 40 jaar doen. Het is jullie gegund, hipsters!