vrijdag 4 november 2016

Hermans

foto: R. Benders
























Mijn lezen bestond tot mijn eenentwintigste jaar vooral uit het consumeren van lectuur. De boeken die ik las als ontspanning waren de bekende jongensboeken en avonturenromans. Aanvankelijk Arendsoog en Bob Evers. Later Alastair MacLean en Desmond Bagley.
Hoe ik ertoe kwam om èchte literatuur te gaan lezen, heb ik al eens uit de doeken gedaan. In de onwaarschijnlijke context van een legeringskamer op de Generaal Spoorkazerne te Ermelo viel op een zeker moment in 1975 de naam Willem Frederik Hermans. Ik moest De donkere kamer van Damokles maar eens lezen. Hoewel ik lang niet alles klakkeloos aannam van de jongeman die dit zei, heb ik deze raad opgevolgd.

Hermans lezen is één van de dingen die me hebben gevormd in de tweede helft van de jaren zeventig en de vroege jaren tachtig. Het lezen van De donkere kamer was niet veel minder dan een openbaring. Het boek was spannend en mysterieus . De sfeer van Nacht und Nebel, de onkenbare grens tussen waarheid en verdichtsel. Het dramatische einde, waarin een foto zich ontpopt als het mythologische zwaard waarnaar de titel van het boek verwijst. Het was beklemmend en ontroerend tegelijk.

Niet alleen de romans van Hermans vormden me; ook zijn essay-bundels boden me veel nieuw inzichten. De beide delen Het sadistisch universum waren een bron van inspiratie. Ook latere bundels als Houten leeuwen en leeuwen van goud en Ik draag geen helm met vederbos heb ik met veel plezier gelezen. Ze boden zoveel nieuwe ingangen tot literatuur en filosofie, dat het volgen van al die sporen me jaren heeft beziggehouden. Wittgenstein en Nietzsche, Malcolm Lowry en Markies de Sade; over al deze fenomenen en nog veel meer schreef Hermans en ventileerde hij zijn persoonlijke en soms zeer pregnante mening.
Hermans bleek, vooral in de latere essay-bundels ook nogal rechts en conservatief, maar daar kon ik mee leven. In had in die tijd niet zoveel op met wat toen links Nederland was. In tweede instantie bleek op Hermans' voorstelling van zaken ook wel eens wat af te dingen, trouwens. Hermans had vaak, maar niet altijd gelijk.
Na het lezen van alle romans die voor de jaren zeventig al waren verschenen, volgde ik de actualiteit. Uit talloos veel miljoenen, Een heilige van de horlogerie, Au pair; ik heb ze allemaal tot mij genomen. Binnen het totale oeuvre meestal niet van hetzelfde belang en kwaliteit als de eerdere boeken, maar met name de laatste twee vond ik heel leesbaar. In Au pair treffen we zelfs een milde en relatief vrolijke Hermans.
Ook Boze brieven van Bijkaart bezorgden me veel vermaak. Het bevat onder andere een prachtig stuk over Nescio. Wie bekend is met het werk en het wereldbeeld van Hermans, zou misschien verwachten dat hij van Nescio geen spaan heel laat. Hermans had veel meer affiniteit met de zakelijke stijl van Bordewijk, bijvoorbeeld, dan met een romantische schrijver als Vestdijk. Het tegendeel blijkt waar. Vervat in een jeugdherinnering, wordt het een stuk proza waarin respect en mededogen de toon bepalen.
Zo worden stijl en inhoud van Hermans'schrijven ook wel omschreven: agressief medelijden. Er is veel boosheid over vermeend onrecht, maar ook medelijden met de slachtoffers en soms zelfs met de daders

Inmiddels ligt m'n vormende tijd alweer ver in het verleden. Soms herlees ik nog wel eens stukje Hermans. Met name de essays zijn daar prima geschikt voor.
Van een afstand volgde ik de manier waarop het beheer van zijn nalatenschap vorm kreeg. Inclusief het gedoe over de biografie. Die nogal even op zich liet wachten en waarvan het schrijven bovendien was opgedragen aan de verkeerde man, zo beweerden sommigen.

Om eerlijk te zijn, na een poging tot het lezen van deel 1, dat in 2013 verscheen, was ik geneigd de criticasters van de omstreden biograaf -Willem Otterspeer- gelijk te geven.
Dit deel beslaat de periode 1921 - 1952. De literaire productie van Hermans begint eigenlijk pas in de laatste acht jaar van deze tijdsspanne. Otterspeer slaagt er echter in honderden pagina's te vullen met gepsychologiseer over Hermans kindertijd en jeugd. Familierelaties worden uitputtend uit de doeken gedaan. De biograaf kookt, aan de hand van talloze analyses van voorvallen uit Hermans' jonge jaren, het karakter, zoals Hermans dat in de jaren vijftig en daarna zou tonen, al helemaal voor. Nu is dat alles nog tot daaraan toe, maar Otterspeer doet één en ander op een tamelijk onleesbare manier.
Nog voor ik op de helft was, heb ik het boek weer teruggebracht naar bibliotheek. "Kopen kan altijd nog" had ik in eerste instantie gedacht en in laatste instantie was ik blij dat ik het geld in mijn zak had gehouden.

Najaar 2015 verscheen, voor mij vrij ongemerkt, deel 2. Opnieuw betrok ik het, pas enkele weken geleden overigens, van de lokale Openbare Leeszaal.
In 1953 is de schrijverscarriëre van WFH al onderweg en vanzelfsprekend is er met betrekking tot de periode 1953 - 1995 veel meer materiaal beschikbaar. En omdat eigenlijk alles over het ontstaan van Hermans' levensvisie al in deel 1 is gezegd, zijn psychologische analyses in dit deel veel minder talrijk, hoewel de talrijke controverses waarmee Hermans te maken krijgt en waarin hij vaak zelf de hand had, wel vaak worden gerelateerd aan zijn karakter.
Anders gezegd: ik vind deel 2 veel meer de moeite van het lezen waard. Zelfs Otterspeer's stijl lijkt beter. Deel 1 bevatte nogal wat hortende en stotende zinnen. Dat lijkt nu veel minder het geval.

Naast de essaybundels las ik in de jaren tachtig ook Scheppend nihilisme, een bundel met interviews met Hermans, die Frans Janssen samenstelde en die in 1979 verscheen. Samen bevatten deze boeken al heel veel biografisch materiaal. Heb je vervolgens ook nog wel eens gesnuffeld in de WFH-verzamelkrant van Tonnie Luiken en op de website http://www.wfhermans.net/, dan ben je aardig op de hoogte. Veel van wat Otterspeer in deel 2 van de biografie beschrijft, was voor mij dan ook geen nieuws. Desondanks komen er toch een aantal relatieve trivialiteiten naar voren die ik niet kende, maar die onwillekeurig het beeld verder nuanceren.

Zo was Hermans kennelijk een belabberde chauffeur. Met desondanks een voorliefde voor snelle auto's. Zijn eerste was nog een tamelijk burgerlijke Saab.
De tweede was echter een Austin Healey, die meer dan 200 km/u kon halen. Hermans had de auto pas een een paar maanden toen hij ermee over de kop sloeg. Dit zonder dat er een andere auto bij het ongeluk betrokken was. Dat hij het er vrijwel ongeschonden afbracht, mocht een klein wonder heetten; de auto was total loss.
De derde voiture was een Morgan, eveneens een Engelse sportwagen. Die was een iets langer leven beschoren, maar ook in deze auto crashte hij. Opnieuw door een fout van de bestuurder; hij raakte op een rit vanuit Istanboel in Montenegro van de weg. Dit autobiografische gegeven is jaren later verwerkt in de novelle Homme's hoest, waarin de hoofdpersoon het ongeluk overigens niet overleefd. De auto kon nog worden opgeknapt, maar inmiddels was het Hermans kennelijk duidelijk dat autorijden niets voor hem was. Hij kocht kort na het gebeuren nog een vierde auto, een Wolseley met een wat bezadigder karakter. Deze werd echter na korte tijd ook weer van de hand gedaan. Het was de laatste auto die Hermans zou bezitten.

Ook bijzonder is het gegeven dat Hermans, lang voor de club van Rome en lang voor er sprake was van de huidige klimaatproblemen, zich al zorgen maakte over de toekomst van de aarde. Hij heeft daarover geschreven in een populair wetenschappelijk boek, getiteld: Erosie, dat in 1960 verscheen. Waar het gaat over menselijke invloed op erosieverschijnselen zoals die op aarde voorkomen, laat Hermans duidelijk blijken dat hij van mening is dat op veel plaatsen deze invloed een kwalijke zaak is en dat hij verwacht dat de mens daar vroeg of laat een prijs voor zal moeten betalen.

Het beklemmendste aspect van deze biografie is de manier waarop de biograaf het sociale leven van Hermans schildert. Hermans werd met het klimmen der jaren steeds eenzamer. Vele vriendschappen gingen verloren om redenen die bij oppervlakkige beschouwing nauwelijks van belang lijken.
De eerder genoemde Frans Janssen was vanaf de jaren zeventig Hermans' belangrijkste exegeet. Ze waren daarnaast goede vrienden en maakten samen vele reizen en reisjes, vrijwel steeds met een aan de literatuur of de filosofie verwant cultureel doel.
In de jaren negentig liet Janssen, wiens professionele werk onderzoek naar de boekdrukkunst was, in een interview weten dat dit laatste voor hem toch belangrijker was dan de literatuur. Voor Hermans was zo'n uitspraak van een van zijn beste vrienden onverdraaglijk. Hij zei de vriendschap op.

foto: Maya Pejic



Hermans had ook iets met geld en zekerheid.
Begin jaren '70 was hij verhuisd naar Parijs en hij leefde daar op nogal grote voet. Wat enerzijds onvermijdelijk was, omdat Parijs een dure stad is. De twee gehuurde appartementen waar hij achtereenvolgens woonde, waren duur. Maar Hermans liet het zich in de lichtstad ook aan niets ontbreken. Buiten de deur eten vond plaats in dure restaurants en ook thuis wenste hij met niets minder dan het beste genoegen te nemen, zeker als er gasten waren.
Desondanks klaagde hij tegenover vrienden en bekenden regelmatig over geldzorgen. Mede daarom ging hij steeds meer schrijven voor kranten en tijdschriften. Het geld dat hij daarvoor ontving was lange tijd een veel regelmatiger en bestendiger bron van inkomsten, dan wat hij van zijn uitgeverij de Bezige Bij ontving voor zijn boeken.
Het lijkt er sterk op dat diep in Hermans toch nog het burgermannetje leefde, dat meer gebaat was bij zekerheid en een vast inkomen, dan bij leven als een luxe bohemien. En juist deze laatste levensstijl wilde Hermans in Parijs verbeelden.

Daarnaast bleef het gevoel van mislukking waarmee hij zijn hele leven te kampen had, Hermans achtervolgen. Was Engels of Frans maar zijn moedertaal geweest, dan was wereldwijd succes zijn deel geworden, zo dacht hij. Nu had het eigenlijk allemaal niks voorgesteld.

Daarmee krijgt deel twee van Hermans' biografie een schrijnend einde.
Al lang geleden ben ik mezelf bewust geworden van één van de redenen waarom ik mezelf, vooral in mijn jonge jaren, zo goed met Hermans kon identificeren. Veel dingen die Hermans dacht met betrekking tot de maatschappij en de medemens heb ik ook wel eens gedacht. Ik probeer mezelf er de laatste jaren op toe te leggen wat afstand te nemen van sommige van die gedachten. Of mezelf er in ieder geval van bewust te zijn dat ze veelal meer tegen me dan voor me werken, in mijn relatie tot anderen.

Deze biografie drukte me wat dat betreft weer eens met mijn neus op de feiten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten